+31 (0)6 57 27 64 27 | info@adoa.eu

Aflevering #11: orthopedagoog Yvonne Kruithof over kinderen met een oogafwijking

Op de onderste helft van het beeld zien we een foto van Maud, Yvonne en Leon bij Bartiméus. Onderin de foto zie je streepjes die een soundwave voorstellen. Op de bovenste helft staat de tekst: 'Orthopedagoog Yvonne Kruithof'. Daaronder staat ‘met Maud, Yvonne en Leon. Rechtsonder de titel staat het logo van de ADOA-podcast.

De elfde aflevering van de ADOA-podcast staat online. In deze aflevering spreken we met Yvonne Kruithof, orthopedagoog bij Bartiméus. Zij doet onderzoek naar kinderen met een oogafwijking.

🗣️ Yvonne vertelt over wat deze kinderen nodig hebben, hoe hun slechtziendheid invloed heeft op hun ontwikkeling en hoe belangrijk de rol van ouders hierin is. Een boeiende aflevering met veel inzichten!

Benieuwd naar haar bevindingen? Luister de aflevering via:

👉 Spotify

👉 Apple

👉 Podimo

Hieronder vind je de transcriptie van deze podcast.

00:00:03
Maud: Welkom bij de ADOA Podcast. ADOA is een zeer zeldzame erfelijke oogaandoening. Mijn naam is Maud van Gerwen en ik zit hier samen met…

00:00:11
Leon: Leon Augustijn. Samen gaan wij in gesprek met professionals en ervaringsdeskundigen over hun kijk op ADOA. Welkom bij deze podcast. Welkom Yvonne.

00:00:21
Yvonne: Dank je wel!

00:00:22
Leon: Leuk dat je meedoet met deze podcast! En wie is Yvonne?

00:00:26
Yvonne: Ik ben Yvonne Kruithof, ik werk als orthopedagoog generalist bij Bartiméus op een school voor kinderen met een visuele beperking. Dat doe ik al heel veel jaren met heel veel plezier. En wat ik daarvoor eigenlijk vooral doe is onderzoek doen bij kinderen. Dus nieuwe leerlingen worden toegelaten tot onze school, en daarnaast ook leerlingen die op school zitten waar de hulpvragen zijn. En dat kan op het gebied zijn van: “Welke visuele ontwikkeling is er? Welke vragen hebben ze daar?”, maar ook: “Hoe ontwikkelen ze zich cognitief? Zijn er problemen met taal, of sociaal-emotioneel?”, dus die diagnostiek is eigenlijk heel breed. En daarnaast mag ik meedenken met ouders, met leerkrachten, daar veel gesprekken hebben, dus eigenlijk een hele brede baan. En daarnaast mag ik ook projecten doen, meedenken over beleid, dus op die manier zit de pedagoog in allerlei lagen van zo’n organisatie.

00:01:18
Maud: Ja, en is dat onderzoek enzo vooral gericht op de kinderen die hier op school zitten? Of ook op kinderen buiten Bartiméus met een visuele beperking?

00:01:30
Yvonne: Nou, dat is in principe de kinderen die hier op school zitten, daar ben ik bij betrokken. Maar er zijn natuurlijk kinderen die nu op de gewone basisscholen zitten, maar wel een visuele beperking hebben, die ook door Bartiméus begeleid worden. En soms merken ze toch dat ze niet helemaal op hun plek zitten binnen het reguliere onderwijs omdat in een klas met dertig kinderen, als je een visuele beperking hebt en misschien ook wel dyslexie hebt, hoe zorg je dat je dan de goede aandacht krijgt? En soms maakt dat dat de kidneren een overstap maken naar onze school. Dus dan zie ik dus ook kinderen die worden aangemeld voor ons onderwijs.

00:02:00
Maud: Ja, want als ze bij Bartiméus komen, dan hebben ze vaak nog net iets meer dan alleen een visuele beperking.

00:02:07
Yvonne: Precies. Vaak als kinderen alleen maar een visuele beperking hebben, dan redden ze het vaak binnen het reguliere onderwijs wel, maar vaak als er inderdaad nog iets bijkomend is, en dat kan op allerlei gebieden zijn, zoals ik zeg leesproblemen, maar soms misschien ook als je ADHD hebt, of dat je gewoon sociaal-emotioneel wat kwetsbaarder bent, en dan die combinatie maakt dat de school zoals deze bij Bartiméus net wat meer aandacht daaraan kan besteden.

00:02:31
Maud: Ja, want je zegt dat je onderzoek doet met ze op allerlei vlakken, en het vervolg laten we maar zeggen doe jij dan ook? Dus dat je ze helpt met wat er dan ook uit het onderzoek komt?

00:02:45
Yvonne: Nou, over het algemeen is de diagnostiek inderdaad vooral gericht op het allemaal goed in kaart brengen: “Wat hebben ze nodig?”, om vervolgens met ouders samen na te denken over: “Is dit inderdaad de juiste plek voor kinderen?” En als kinderen op school worden toeglaten, de leerkrachten hebben dan eigenlijk de meeste betrokkenheid dan, maar als er toch nog verdere vragen zijn… Ik heb bijvoorbeeld wel gesprekken met kinderen, ik doe soms ook een beetje therapie, om ze daar nog wat meer in te ondersteunen.

00:03:10
Leon: Ja, ja, maar ik kan me ook voorstellen dat dat voor ouders misschien ook wel handig is.

00:03:14
Yvonne: Om verder nog ondersteund te worden?

00:03:15
Leon: Ja

00:03:16
Yvonne: Bartiméus doet dat ook. Dat doe ik niet als pedagoog van de school, hoewel ik natuurlijk wel regelmatig gesprekken met ouders heb. Dus een klein beetje doe ik het ook, maar we hebben ook een heel behandelteam nog om een gezin heen waarbij een maatschappelijk werker betrokken is, waar een ambulant begeleider betrokken is, nog een collega GZ psycholoog van mij, dus op die manier hebben we eigenlijk een heel team om zo’n gezin heen. Dus afhankelijk van welke vraag er is kunnen we die oppakken.

00:03:41
Maud: Ja.

00:03:42
Leon: En stel dat je een kind binnenkrijgt die slecht ziet, in die ontwikkelfase, hoe ga je daarmee om?

00:03:55
Yvonne: Over het algemeen is het natuurlijk vooral nadenken: “Hoe kunnen we die ontwikkeling tóch zo normaal mogelijk laten verlopen?” En dan kan op allerlei gebieden natuurlijk, dat je vooral ook zoekt naar: “Welke hulpmiddelen heeft een kind nodig?” Ook daar hebben we binnen Bartiméus een mooie afdeling voor waar heel ervaren mensen met veel kennis op dit gebied ook onderzoek kunnen doen, mee kunnen denken. En dat kunnen we vervolgens weer toepassen hier op school. En daarnaast is het ook mijn taak als pedagoog om mee te denken van: “Welke invloed heeft die slechtziendheid op de ontwikkeling van kinderen? Kunnen ze ook leren lezen? Kunnen ze leren rekenen?” Maar ook: “Hoe gaan ze zich sociaal-emotioneel ontwikkelen? Hoe gaan ze naar zichzelf kijken, zelfvertrouwen krijgen, verder doorontwikkelen, vrienden maken?” Ja, daar heeft slechtziendheid allemaal invloed op.

00:04:39
Leon: Ja, en hoe doe je dat dan praktisch?

00:04:42
Yvonne: We doen dat veel door mee te kijken, te observeren en vervolgens ook in gesprek te gaan met die kinderen. “Hoe kijken ze naar zichzelf?” Daar zijn dus ook heel veel mooie instrumenten voor om dat ook weer te onderzoeken. Dus eigenlijk een combinatie van kijken in de praktijk, in gesprek, en daar vervolgens een geheel van maken en dan advies geven over: “Wat is er verder nodig?”

00:05:07
Maud: Ja, oké. En dan zie je eigenlijk een soort van ‘grote gemene deler’ zal ik maar zeggen, waar veel kinderen tegenaan lopen, of…?

00:05:16
Yvonne: Er zijn zoveel verschillende visuele beperkingen, dus daar zie je wel veel verschil in. Wat ik bij alle kinderen wel zie is die behoefte om te ontdekken: “Wie ben ik? En wat kan ik?“ zeg maar, “Welke invloed heeft die slechtziendheid?” En hele jonge kinderen denken daar niet op die manier over na, maar die gaan natuurlijk wel bedenken: “Hey, dat kan ik ook gewoon meedoen”, of: “Hebben andere kinderen dat ook?” Dus eigenlijk vooral de invloed van die slechtziendheid op die ontwikkeling, en dat is bij alle kinderen hetzelfde. Je leert door te kijken, door dingen af te kijken. Als je bijvoorbeeld kijkt naar de kleuters, die zijn de hele tijd aan het kijken naar andere kinderen: “Hey, hoe doen ze dingen?”, en dan doen ze dat na. Dus op die manier leren wij als mens. Maar ja, als je je dan voorstelt dat je niet ziet of veel minder ziet, dan heb je al die voorbeelden niet, dus dan moeten dingen heel veel nadrukkelijker worden aangeleerd, en moet je verteld worden dat er iets is om naartoe te gaan. En zelfs bij baby’s zie je dat al, de motoriek ontwikkelt zich omdat je ergens verderop iets ziet en je denkt: “Oeh, daar ga ik naartoe, dat ga ik eens ontdekken. Ik ga daarheen kruipen”. Maar als je dat dus niet ziet, dan ga je daar niet heen. Dan beweeg je minder. Dus die slechtziendheid heeft op de hele ontwikkeling van kinderen gewoon heel veel effect.

00:06:36
Maud: Ja,ja.

00:06:37
Leon: En hoe ga je om met ouders die zeggen van: “Ja, mijn kind hoeft niet zoveel uitgedaagd te worden”?

00:06:45
Yvonne: Ik kom dat niet zo heel vaak tegen, want heel vaak vinden ouders het juist heel fijn om mee te denken van: “Nou, hoe kan ik mijn kind laten ontwikkelen net als mijn andere kinderen die geen visuele beperking hebben, of nou ja, de kinderen in de buurt.” Ik denk dat je vooral in gesprek gaat met deze ouders om uit te leggen waarom het van belang is, en in mijn ervaring hebben ouders altijd een hele goeie reden waarom ze zoiets aangeven. Soms zit daar onzekerheid of onbekendheid met de visuele beperking achter, dat ze ook denken: “Oh, misschien vraag ik te veel, of maak ik dingen juist erger”. En soms is het ook nog het hele nieuwe van een kind opvoeden, van: “Wat hoort daar dan bij?”, of: “Wat hoort een kind eigenlijk te kunnen op een bepaalde leeftijd?” Dus dan informatie geven over wat is de normale ontwikkeling van een kind, en die dan naast de ontwikkeling van een slechtziend kind te leggen zodat je met ouders mee kan denken van: “Nou, dit is eigenlijk heel normaal wat er gebeurt”, en: “Dit vraagt net nog wat meer aandacht”.

00:07:43
Maud: Ja, want ik kan me ook voorstellen, het is inderdaad een dunne lijn voor ouders, meer stimuleren, meer uitdagen, totdat: “Vraag ik niet te veel?”

00:07:56
Yvonne: Ja, en ik denk dat alle ouders dat hebben, ik denk in iedere opvoeding ben je als ouder aan het nadenken van:”Nou, ben ik de goede dingen aan het doen? Doe ik niet te hard? Of…”, en slechtziendheid maakt het nog extra ingewikkeld omdat veel van deze ouders hebben die ervaring natuurlijk niet, hebben ook niet buren die ook slechtziende kinderen hebben. Dus hoe kom je dan aan jouw informatie?

00:08:18
Leon: Maar dat is ook wel psychologisch, dat heeft ook wel impact, dat is sociaal-emotioneel. Hoe ga je daar mee om als…

00:08:29
Yvonne: Ja, het heeft zowel invloed op de kinderen als op die ouders. Als je kijkt naar de sociaal-emotionele ontwikkeling van slechtziende kinderen, dan zie je dat ook die slechtziendheid daar veel invloed op heeft. Wat ik net al aangaf, dat je merkt: “Wij kunnen even naar gezichtsuitdrukkingen kijken”, en dan denk ik: “Oh, iemand kijkt een beetje ongelukkig, of begint een beetje chagrijnig te kijken”, of het mooie voorbeeld dat je aan je leerkracht kan zien: “Oei, nu moet ik even stil zijn, want anders…” Die mimiek, die non-verbale communicatie, dat missen veel slechtziende kinderen, en dat heeft dus als effect dat je soms wel nog even een grapje maakt, terwijl alle goedziende kinderen om je heen denken: “Oei, eigenlijk moet ik stoppen”, en dat je als slechtziend kind die informatie mist en dan toch nog een grapje maakt. Dus dat heeft heel veel invloed ook op je zelfvertrouwen, wnat als je steeds merkt: “Oh, ik sluit net niet goed aan”… Ik heb één voorbeeld, dat is wel een extreem voorbeeld, maar ik hoorde van een ambulant begeleider die een leerling op een gewone school begeleidt – een blinde leerling – en die stond enthousiast met haar vriendinnen te praten op het schoolplein, alleen ja, ze was alleen maar aan het woord en aan het vertellen, en die vriendinnen hadden al zoiets van: “Nou…”, en die die lieten allemaal signalen zien van: “Wij willen ook wel eens aan de beurt komen”, maar die signalen miste dit meisje, dus ze bleef maar praten en uiteindelijk dachten die vriendinnen: “Ik weet het ook niet meer”, dus die zijn weggelopen, maar dat had deze leerling niet door. Dus op een gegeven moment  kwam de leerkracht naar buiten van: “Hey, met wie sta je nou te praten? Want er is verder niemand op het plein”, natuurlijk heel pijnlijk voor dit meisje. Ook pijnlijk voor die vriendinnen, omdat zij ook zoeken naar: “Hoe doe ik dit goed?” Dus ja, ik denk heel veel uitleg geven over: “Wat doe je handig?”, of: “Wat mis je?” is van belang. En heel vaak hebben slechtziende kinderen natuurlijk niet door wat wij als goedzienden zien. Ik heb wel eens met een leerling hier langs school gelopen, en toen stonden we bij een auto, en toen zei ik: “Als we aan deze kant staan zien we twee wielen van de auto, maar we weten dat er vier zijn”. Toen kreeg ik echt een hele verbaasde blik mijn kant op: “Zie jij er dan ook maar twee?” Dat echt de indruk van die slechtziende leerling was dat wij alles konden zien. Voor mij is het heel belangrijk in gesprek te gaan, en dat is het mooie van mijn vak. Ik mag met heel veel kinderen praten, met heel veel ouders praten en daar uitleg over geven, het psycho-educatie stuk. Ik zie het wel een beetje als mijn missie in het leven om uitleg te geven over: “Wat is je visuele beperking? Wat betekent dat voor jou?” Ook om het uit te kunnen leggen aan anderen, omdat je soms ook wel heel veel onbegrip krijgt van: “Jij komt bij wijze van spreken op de fiets naar school, en dan ga je ineens braille lezen. Daar snap ik helemaal niks van”. Wij snappen dat, want als je gezichtsveld goed is dan kan je prima oriënteren, maar als je centrale gezichtsveld het niet doet, dan kan je geen letters lezen en moet je braille doen. Dat is natuurlijk heel ingewikkeld om te begrijpen, dus als je dat uit kunt leggen en vervolgens ook kunt vertellen wat er nodig is, welke hulp je nodig hebt, dat is denk ik enorm belangrijk voor alle slechtziende kinderen.

00:11:40
Leon: Ja, en dat noem je psycho-educatie?

00:11:42
Yvonne: Psycho-educatie, ja. Dat is een mooi woord, en psycho-educatie heb je over allerlei aandoeningen. Je kunt psycho-educatie over autisme of ADHD krijgen, maar ik ben vooral psycho-educatie aan het ontwikkelen voor kinderen met een visuele beperking.

00:11:55
Leon: Ja, en kun je daar iets meer over vertellen? Over wat je dan ontwikkelt?

00:11:58
Yvonne: Ja, ik heb alweer een aantal jaar terug met een aantal fijne collega’s van mij een programma ontwikkeld dat ‘Zie je wel’ heet. Dat is een programma voor slechtziende kinderen in groep drie en vier van het basisonderwijs. We hebben juist voor die jonge leeftijd gekozen omdat we het zo belangrijk vinden dat we al heel vroeg hierover in gesprek gaan met kinderen, dat ze al vroeg leren: “Wat heb ik eigenlijk? Hoe kan ik daar uitleg over geven?” En dat is een ‘serious game’ noemen we dat, mooi in het Engels dus. Het is een spelvorm, maar het heeft wel een heel duidelijk educatief element. Dus het zijn een aantal lessen die ze op de computer kunnen doen, waarbij animaties zijn waar er een situatie is, bijvoorbeeld in de klas, je kunt niet op het bord zien, hoe los je dat op? Of je krijgt een hele slechte kopie van de leerkracht en je kunt de letters niet lezen, hoe los je dat op? Of bijvoorbeeld in de gymles, je wordt steeds als eerste getikt, hoe los je dat op? En daar zit ook de gedachte achter over de zeg maar de cognitieve gedragstherapie, over helpende gedachten en niet helpende gedachten. Want als je steeds maar denkt: “Ja, zie je wel? Ik ben slechtziend, dus ik kan toch niet meedoen met de gymles”, dan krijg je een soort voorspelling, dan het lukt uiteindelijk ook niet. Dus juist die helpende gedachten zitten heel duidelijk in dat programma met: “Ja, maar ik snap heel goed waarom dit niet… En ik moet hulp vragen, of ik ga overleggen met mijn leerkracht, of ik los het zo op”.

00:13:20
Leon: Ik kan me ook voorstellen dat het voor ouders ook wel handig is om zoiets te hebben.

00:13:24
Yvonne: Ja, het is mooi dat je dat zegt, want we hebben inderdaad dit programma gemaakt, we hebben ook nog een mooi programma gemaakt voor kinderen met een cerebrale visusstoornis, en toen dachten we: “We zijn zoveel aan die kinderen aan het uitleggen, maar wat we in de praktijk merken dat als kinderen voelen dat hun ouders een beetje onzeker erover zijn – niet helemaal weten hoe het in elkaar zit– dan gaan kinderen ook geen vragen stellen”. Kinderen zijn heel sensitief op dat vlak, of merken isschien ook wel: “Oh, daar wordt mijn vader heel verdrietig van als ik over mijn slechtziendheid praat, dus dan doe ik dat maar niet”, terwijl kinderen juist wel heel veel behoefte hebben om vragen te stellen, uitleg te krijgen. En toen dachten we: ”Wij moeten daar een programma voor ouders gaan maken”, juist omdat we van mening zijn dat ouders eigenlijk een beetje moeten voorlopen hierop, die moeten eigenlijk net iets meer weten dan kinderen. Op het moment dat ze dan vragen krijgen, dan kunnen ouders daar antwoord op geven. Wat ik merk is dat ouders vaak wel een beetje huiverig zijn van: “Oh jee, dan moet ik ze alles gaan vertellen. Bijvoorbeeld dat ze misschien wel blind kunnen worden, of dat het slechter kan worden, of dat ze misschien wel nooit auto kunnen leren rijden”, terwijl soms kinderen helemaal daar nog niet mee bezig zijn en de vraag hebben: “Kan ik straks ook wel gewoon naar de basisschool, net als mijn broer of mijn zus?” En vaak is het bij kinderen wel heel mooi geregeld, als ze voldoende antwoord hebben, dan stoppen ze ook weer eens met vragen stellen, en als er dan weer nieuwe vragen komen en die komen eigenlijk vooral als ze naar school gaan, als ze zich gaan vergelijken met andere kinderen en denken: “Hey, dit is bij mij anders dan bij anderen”, dan gaan ze een vraag stellen. Dus daar hebben we nu ook een programma voor ontwikkeld, een online programma dat we ‘Samen vooruitkijken’ hebben genoemd, en dat is echt speciaal voor ouders, maar ook met ouders, en daar ben ik wel heel trots op, omdat we echt vijf gezinnen bereid hebben gevonden om interviews te geven. Dus die ouders hebben verteld over hun eigen verhaal, hoe het was om te horen dat je een slechtziend kind hebt, de ontwikkeling van een kind. En wat ik ook het mooie vind dat die ouders ook zoveel vertrouwen naar de toekomst uitstralen, want deze kinderen ontwikkelen zich ook gewoon heel mooi. Soms op een eigen of een andere manier, maar er is ook veel ontwikkeling. Dus die boodschap is denk ik heel belangrijk voor heel veel ouders die misschien net te horen hebben gekregen: “Ik heb een slechtziend kind”, en denken: “Oei, hoe ziet mijn wereld er nu uit?”

00:15:43
Maud: Precies ja. Want je kind ziet slecht, maar kan wel normaal nadenken zal ik maar zeggen.

00:15:52
Yvonne: Absoluut

00:15:53
Maud: Dat is heel gescheiden.

00:15:56
Yvonne: En de logische reactie is natuurlijk dat ineens al je zekerheden weg vallen als ouder. Je hebt natuurlijk een idee: “Je krijgt een kind, kind wordt geboren, je hebt een soort toekomstbeeld”, en ineens klopt dat niet meer als je hoort dat ze slechtziend zijn, en heel veel ouders hebben natuurlijk die ervaring niet, of nog niet. Dus ook het uitwisselen onderling is ontzettend van belang, met elkaar in gesprek gaan daarover. Maar het is ook gewoon informatie geven. Dus in dit programma hebben we ook best veel informatie willen delen, ook over de gewone ontwikkeling van een kind, en daar dan de ontwikkeling van een slechtziend kind naast gezet. “Welke verschillen zie je? Welke overeenkomsten zie je?” En daar ook gewoon veel tips in: “Hoe kan je helpen om dingen net wat makkelijker te maken of te zorgen dat die ontwikkeling goed doorgaat?” En ook een stuk over wat we ‘levend verlies’ noemen, omdat ik het ook heel belangrijk vind dat ouders ervaren dat ze hier niet de enige in zijn, dat het heel begrijpelijk is dat je toch even van de kaart bent en denkt: “Oh, hoe moet dit en dat met jou?”. En dat dit proces ook niet ineens stopt. Ik heb een paar jaar geleden een ouderavond mogen organiseren hier op school, dat ging ook over handicapverwerking, verliesverwerking, en één van de moeders tegen mij zei: “Ja, ik ben eigenlijk heel blij dat mijn kind bij Bartiméus op school zit, want hij is weer gaan ontwikkelen. Ik zie mijn blije kind, want op de basisschool werd hij steeds stiller, wilde hij niet meer naar school, en ik zie gewoon echt weer die ontwikkeling. Ik heb mijn kind weer terug om het maar zo te zeggen. Maar toch, als ‘s ochtends vroeg het taxibusje komt, ik laat mijn kind instappen, ik zwaai hem uit, en ik heb echt een goed gevoel bij dat hij naar Bartiméus… Hij zit daar echt op zijn plek. Maar dan zie ik een half uur later toch ineens kinderen uit de buurt op de fiets stappen naar de basisschool in de buurt, gaan met elkaar, en dan raakt het je toch weer even dat je denkt: “Ja, dit is toch anders bij mijn kind””, en dat met elkaar delen, en juist het concept van ‘levend verlies’, straks op de middelbare school is zo’n moment er weer. En misschien straks met studeren is het weer dat het voor jouw kind net anders is dan voor anderen. En ook daar ga je dan – heel vaak is de ervaring – weer een weg in vinden. Slechtziende kinderen hebben evenveel mogelijkheden als goedziende kinderen, maar soms vraagt het net wat meer ondersteuning en begeleiding.

00:18:18
Maud: Ja, en dat faciliteren jullie dus ook? Dat die dat ouders met elkaar daarover kunnen praten?

00:18:24
Yvonne: Ja, we hebben heel recent een paar weken terug inderdaad ook een ouderavond hier op school gehad waar ik ook dit programma gepresenteerd heb, want het is nog heel vers van de pers, en ook daarin zie je gelijk de gesprekken die ontstaan. En wat ik er zelf heel mooi aan vind is het… hoe zeg ik dat goed? De ouders daar heel serieus in nemen, dat die zorgen er zijn, dat ook niet wegwuiven, maar daar ruimte aan geven om over in gesprek te gaan. Maar ook juist die kracht van ouders en oplossingen die ze zelf al bedacht hebben met elkaar te delen. Dus ik vind vooral die samenwerking heel erg mooi in zo’n school. Dat je én vanuit het perspectief van de leerkrachten én de ouders én de kinderen, die kan ik in mijn werk mooi verbinden.

00:19:08
Maud: Ja, mooi.

00:19:10
Leon: Stel dat ik nu luister, en ik ben kind, of ik ben ouder, en ik zou dat deel van dat programma willen gebruiken of dat willen doorlopen, hoe kan ik dat?

00:19:21
Leon: Als je cliënt bent van Bartiméus, dan kun je dat via dat behandelteam waar ik het net over had een inlog krijgen daarvoor. Dus dat is voor iedereen gratis beschikbaar die bij ons in begeleiding is.

00:19:31
Leon: Ja, dus het is niet extern nog opgestuurd?

00:19:34
Yvonne: Nee, nog niet. Dat is dat is wel mijn droom, maar we doen binnen Bartiméus ook veel wetenschappelijk onderzoek, dus dat zie je wel. Het programma waar ik het net over had, daar hebben we samen met de Vrije Universiteit, samen met Paula Sterkenburg die daar bijzonder hoogleraar is, hebben we effectonderzoek gedaan. Want ja, je kunt iets bedenken, maar ja, doet het ook wat we willen? Voelen kinderen zich dan ook beter? Hebben ze meer zelfvertrouwen? Dus daar hebben we onderzoek naar gedaan, en gelukkig kwam daaruit naar voren dat je inderdaad ziet dat dat zelfbeeld echt vooruit gaat in positieve zin, dat ze als ze zich vergelijken met andere kinderen denken: “Ik weet nu goed wat ik nodig heb”, maar dat je ook merkt dat ze beter om hulp kunnen vragen. Dus we hadden echt effect aangetoond van dit programma. En de reden dat ik dat zeg is dat we graag ook voor dit programma eerst een stukje wetenschappelijk onderzoek willen doen voordat we het…

00:20:21
Leon: Naar buiten brengen

00:20:22
Yvonne: …vrij beschikbaar gaan stellen. Maar dat gaan we zeker doen, want uiteindelijk willen we dat alle ouders hier gebruik van kunnen maken, of ze nou bij Bartiméus zitten of niet.

00:20:31
Leon: Ja, mooi.

00:20:32
Maud: Zeker

00:20:33
Leon: Dank je wel.

00:20:34
Maud: Ja, dank je wel

00:20:37
Yvonne: Heel graag gedaan.

00:20:40
Leon: Bedankt voor het luisteren naar deze podcast.

00:20:42
Maud: Mocht je nog vragen hebben of willen napraten? Neem dan contact met ons op via onze website www.adoa.eu

Deel dit bericht via
Facebook
Twitter
LinkedIn
Email
WhatsApp