đïž Zevende aflevering ADOA-podcast online!
De zevende aflevering van de ADOA-podcast staat online. In deze aflevering hoor je Hanneke Kemp, beleidsmedewerker bij Samenwerkingsverband Primair Onderwijs. Voordat ze aan de slag ging bij Samenwerkingsverband Primair Onderwijs, was zij ambulant onderwijskundig begeleider bij Bartiméus.
đŁïž Vanuit haar expertise kan Hanneke veel vertellen over de mogelijkheden om slechtziende kinderen zo prettig mogelijk in het regulier onderwijs te laten functioneren. Hoe ga je om met deze kinderen, hun leerkrachten en de rest van de klas? Ook vertelt ze over gelijke kansen, zelfstandigheid en veiligheid.
Benieuwd naar de podcast? Luister via:
Spotify đhttps://open.spotify.com/show/0cHsbpv90BRkIqlSfedcgn
Apple đ https://podcasts.apple.com/…/de-adoa-podcast/id1785361989
Podimo đ https://podimo.com/nl/shows/de-adoa-podcast
Deze podcast is mogelijk gemaakt door het Bartiméus Fonds. Dit fonds zet zich in voor een inclusieve samenleving voor mensen met een visuele beperking.
Hieronder vind je de transcriptie van deze podcast.
00:00:03
Maud: Welkom bij de ADOA Podcast. ADOA is een zeer zeldzame erfelijke oogaandoening. Mijn naam is Maud van Gerwen en ik zit hier samen metâŠ
00:00:11
Leon: Leon Augustijn. Samen gaan wij in gesprek met professionals en ervaringsdeskundigen over hun kijk op ADOA. Welkom bij deze podcast.
00:00:21
Maud: Goeiedag! Vandaag zitten we hier met Hanneke, Hanneke Kemp. Welkom!
00:00:26
Hanneke: Dank je wel.
00:00:27
Leon: Ja, welkom!
00:00:27
Hanneke: Dank je.
00:00:28
Maud: Kan jij wat over jezelf vertellen, Hanneke? Wie je bent? Wat je doet?
00:00:33
Hanneke: Ja, ik ben Hanneke Kemp. Ik ben werkzaam als beleidsmedewerker bij het Samenwerkingsverband Primair Onderwijs in de regio Nieuwegein. En hiervoor heb ik acht jaar lang bij Bartiméus gewerkt als ambulant onderwijskundig begeleider. Daarbij kwam ik met name op de scholen om leerlingen met een visuele beperking te ondersteunen, en heb ik gewerkt als ondersteuningscoördinator hier op het Esso in Zeist, waar we nu zijn.
00:01:06
Leon: En wat deed je dan praktisch?
00:01:08
Hanneke: Wat deed ik praktisch? Voor welke?
00:01:11
Leon: Wat je bij Bartiméus hebt gedaan?
00:01:14
Hanneke: Als ambulant onderwijskundig begeleider ging ik naar de scholen toe, naar de reguliere basisscholen, waarbij ik leerlingen zo goed mogelijk begeleidde om binnen het reguliere onderwijs te kunnen functioneren, te kunnen ontwikkelen, zichzelf te ontwikkelen eigenlijk, om deel te nemen.
00:01:37
Leon: Ja, Hoe deed je dat dan? Bijvoorbeeld met mensen of kinderen die slechtziend waren?
00:01:42
Hanneke: Ik kwam natuurlijk echt omdat er een visuele beperking was, dus met die reden kwam ik ook de scholen in, en sprak ik met ouders, met het kind, met het schoolteam, om in kaart te brengen: âWat houdt de visuele beperking nu in?â Wat ik dan deed is eigenlijk ze het besef geven van: âWat is er anders aan de begeleiding van deze leerling dan alle andere leerlingen uit je klas? En waar moet je wat meer rekening mee houden, maar wel zo begeleiding geven dat de autonomie van de leerling echtn og wel heel sterk aanwezig is?â Dus denk even, een leerling die dusdanig slechtziend is dat je eigenlijk kan spreken over blind, komt in een kleuterklas terecht. Voor veel leerkrachten is dat eigenlijk nieuw, want dat maak je niet iedere dag mee, dus er gaat in zoân team ook wel iets van: âWat gebeurt er?â En die leerling komt in de klas, en dan worden allerlei voorzieningen gedaan. Dus het kind wordt meegenomen naar het klaslokaal toe, werkjes worden neergelegd voor de leerling. En wat ik dan kwam doen in die klas is eerst eens kijken: âHoe gaat dat nu?â, want iedere klas is anders ingericht, iedere leerkracht doet het op hun eigen manier, en dan de leerkracht meenemen in: âHĂ©, wat betekent het voor het kind op het moment dat je het zo aanpakt?â Dus denk even, er is een groepje waar kinderen aan het kleien zijn, en al die kinderen zien die bak klei midden op die tafel staan, ze gaan er allemaal in graaien, ze pakken al dat gereedschap eruit wat je nodig hebt om te kleien, ze maken een mooi poppetje. En een leerling die ik begeleidde, die had een bolletje klei voor zich, dat was in de handen gegeven, en die zit alleen maar met dat klei te drukken. Helemaal prima natuurlijk als je dat in het begin doet om dat te ervaren, maar op een gegeven moment wil je ook dat daar een soort van ontwikkeling in komt, en dat de leerling eigenlijk dezelfde mogelijkheden heeft als alle andere kinderen die in één keer al op dat mooie materiaal vliegen, want dat willen ze gebruiken, want ze willen met een mesje erin snijden of een reliĂ«f erin maken. Dan ga je ze dus uitleggen dat ze daarin wel iets van stimulans moeten geven, zodat het kind wat met de klei bezig is wel weet dat er andere materialen bij te gebruiken zijn, want dat ligt niet binnen het gezichtsveld, dus dan is dat er op dat moment voor het kind niet. Dus je probeert de school daarin zo goed mogelijk mee te nemen, van: âHĂ©, maar als jij dus dat kind daar echt aan tafel zet, dan betekent eht dat je wel even wat extra uitleg moet geven, dus even moet zeggen: âWelke materialen kan je allemaal gebruiken? En hoe gebruik je het dan?â Want ze kunnen niet zomaar spieken bij de andere leerlingen om te zien: âOh, maar ga je dat doen? Dat ziet er gaaf uit! Ik ga ook een sneeuwpop maken, dus twee bolletjes op elkaar rollen. Oh, rol je door je handen over elkaar te wrijven?â Dat zijn allemaal dingen die je dan dus iets meer uit moet leggen en daarin meenemen, en met name niet zo specifiek op één onderwerp, maar overall zeg maar, meer vanuit: âDenk ook in wat mis je als je niet alles meekrijgt? En hoe kunnen we dat zo goed mogelijk wel ondersteunen zodat je dezelfde mogelijkheden krijgt?â
00:05:14
Leon: Stel dat ik nu luister, en ik hoor dit, en ik denk: âNou, ik heb ook een aantal kinderen op mijn school die tegen blind aan zijn zitten, hoe kan ik nu de leerkracht daarin meenemen?â
00:05:35
Hanneke: Vooral door met het kind in gesprek te gaan. Kijk naar de leerling, en kijk niet eerst naar de leerling is blind, maar kijk eerst naar wat kan deze leerling allemaal heel goed. Zo heb ik een aantal kinderen gehad die echt heel sterk verbaal zijn, wat je veelal ook wel ziet. Gebruik die kracht om dat ook te stimuleren, want daar zit eigenlijk de zelfredzaamheid in eerste instantie in. Dus alles wat je goed kan, dat nĂłg beter naar voren brengen, want daar krijg je gewoon echt een gevoel van grotere eigenwaarde van omdat je weet: âOh, maar hier ben ik goed in. Ik kan dit op een goede manier oppakkenâ. Dus vanuit daar kijken en aanvullen op dat punt waarvan je denkt: âHĂ©, maar als ik hier niet iets aan toevoeg, dan mis je watâ. Dus denk even aan als een leerling een nieuw klaslokaal binnenkomt, of die komt de gymzaal binnen â dat wisselt per keer, het klaslokaal is meestal wel vast, maar aan het begin van het jaar is dat vaak helemaal nieuw â neem die leerling even mee zondat dat alle andere kinderen in een klaslokaal zijn om eens even uit te leggen: âWaar zit nou je eigen plekje? Hoe kom je nu van jouw plek naar het bureau van de juf? Hoe pak je je schriftje nou? Waar liggen alle spullen in de klas zonder dat daar heel veel bij is?â Dus het kind meenemen zonder dat ook iedereen daar van op de hoogte moet zijn, maar gewoon om dat stukje autonomie en om dat stukje zelfredzaamheid eigenlijk te stimuleren. En dat kan je daarna ook weer loslaten, zodat het kind het ook zelf kan gaan oefenen.
Dus denk even aan als een leerling een nieuw klaslokaal binnenkomt of die komt de gymzaal binnen. Daar is dat dat Dat wisselt per keer. Het klaslokaal is meestal wel vast, maar aan het begin van het jaar is dat vaak helemaal nieuw. Neem die leerling even mee zonder dat alle andere kinderen in een klaslokaal zijn. Om is even uit te leggen waar zit nou je eigen plekje? Hoe kom je nu van jouw plek? Naar het bureau van de juf? Hoe pak je je schriftje nou? Waar liggen alle spullen in de klas zonder dat daar heel veel bij is? Dus het kind meenemen zonder dat ook iedereen daar van op de hoogte moet zijn, maar gewoon om dat stukje autonomie en om dat stukje zelfredzaamheid eigenlijk te stimuleren. En dan kan je daarna ook weer loslaten, zodat het kind het ook zelf kan gaan oefenen.
00:07:07
Leon: Ja, in het voorgesprek zei ook dat je leerkrachten ook wel eens hebt geblinddoekt en dat ze zo dat zelf moesten ervaren.
00:07:15
Hanneke: Ja, ja.
00:07:15
Leon: Wat deed dat met die leerkrachten?
00:07:18
Hanneke: Die schrikken veelal, en die ervaren met name hoeveel tijd het extra kost. En zij hebben dan de ervaring â en gelukkig doen we niet blinddoeken, maar wel met een simulatiebril op â die ervaren dan eigenlijk hoe spannend het is om nieuwe stappen te nemen, om in onbekende omgevingen jezelf weer staande te houden, en dat je iets nodig hebt om die stabiliteit te ervaren om weer verder te kunnen. En dat is heel erg helpend in dat dagelijkse besef, want als ambulant onderwijskundig begeleider ben je niet de hele dag in de klas, je komt eigenlijk maar op fracties ondersteunen, dus je moet het niet over willen nemen, maar voor willen doen hoe je juist ondersteunt, zodat het in de klas ook weer overgenomen kan worden door bijvoorbeeld extra formatie docenten.
00:08:13
Maud: Je neemt de docenten daar dan in mee, maar doe je dat ook met de rest van de klas? Dat andere kinderen een beter besef krijgen van hun klasgenootje?
00:08:23
Hanneke: Ja, zeker. Dat doe je wel vaak, dat doen eigenlijk alle ambulant onderwijskundig begeleiders, die hebben dat ook standaard in hun programma. We hebben speciale kinderbrillen om dat ook te ervaren, dus er gaat een hele koffer mee, en ook een hele koffer met ervaringsmiddelen, met spelletjes. âHoe is dat nou als je goedziend bent? En als je dan niet zo goedziend bent en je bent memorie aan het spelen, en de één ziet die plaajtes heel snel, en de ander moet er helemaal opduiken? Hoe is dat dan voor jouw klasgenootje?â Dus om die ervaringen te doen, dat doen we wel vaak pas vanf groep drie/vier, omdat het voor kleuters ook heel bedreigend kan voelen als je die ervaring opdoet. Zij beseffen nog niet zo heel goed wat daar in dat tijdvak is, dat kan hun ook dan ineens overkomen hebben ze het gevoel. Dus we doen dat vaak met net iets oudere leeftijd, zodat dat besef er wat beter is.
00:09:15
Leon: En ik hoor je zeggen: âDe autonomieâ. Kijk, ik ben daar echt een voorstander van, dat dat goed is, dat een kind dat goed meekrijgt, en diezelfde redzaamheid. Maar ik kan me ook vroostellen dat ouders heel beschermend zijn. Dus hoe ga je daar mee om als school? En als leerkracht? Want ik kan me voorstellen dat je zegt van: âNou ja, dat is wel heel harde aanpakâ.
00:09:38
Hanneke: Ja, ja. Wat je ziet is dat ouders op het moment dat een kind nog inderdaad in een jonge leeftijd zijn â en ik denk dat dat voor alle ouders geldt, en in het bijzonder als er misschien inderdaad een beperking is â je wil eigenlijk het liefst een pad doorlopen voor je kind die zo min mogelijk hobbels kent. Dus dan ga je dingen opvangen terwijl je merkt dat wanneer je het iets meer los durft te laten, een kind daarin mooiere stappen kan maken. En eigenlijk hebben we natuurlijk ook het spreekwoord van: âJe leert het met vallen en opstaanâ, alleen je wil eigenlijk dat een kind zo min mogelijk valt, dat is wat we eigenlijk allemaal willen. Maar het is wel heel erg passend, en het betekent niet dat je niet je hand uit kan steken, maar je wil wel zoveel mogelij kdat kinderen eigenlijk dezelfde kansen krijgen, want dat gaat ook over kansengelijkheid. Pak je heel veel weg van een kind, dan kan het kind zich minder goed ontwikkelen. Ga jij als ze een bepaald speeltje willen altijd dat halen in plaats van dat je het kind leert het zelf te gaan halen? Dan neem je daarin ook iets van ontwikkeling weg om dat zelf op te gaan lossen. Dus het is heel helpend voor juist de ontwikkeling van je zoon of je dochter om daarin iets afstand te durven nemen af en toe, in een veilige setting, want dat is natuurlijk wel altijd van belang. Je moet altijd een veilige basis zijn.
00:11:14
Maud: Ja ja, snap ik.
00:11:15
Leon: En Maud, hoe was dat voor jou? Want nu ben je verder.
00:11:21
Maud: Ja, precies. Nou ja, ik heb nooit dit soort hulp gehad op school, en ik zag denk ik ook iets beter dan de gemiddelde kinderen die jij hebt begeleid. Maar nee, ik heb het in principe zelf uitgezocht, en ook met vallen en opstaan, en is het toch wel goed gekomen.
00:11:39
Hanneke: Ja, en dat is denk ik heel wisselend. Je hebt natuurlijk ook altijd je eigen karakterkenmerken, dus het ene kind â en dat zie je ook, en daar pas je ook eigenlijk altijd wel je begeleiding op aan â is heel erg ontdekkend, en gaat zelf, en het andere kind is iets meer afwachten en timide, en die moet je weer wat meer uitdagen om dat zelf te gaan doen en te stimuleren om daar zelf keuzes in te maken. En dat is die weegschaal eigenlijk hĂš, die je de hele tijd hebt, waardoor geen één begeleiding er hetzelfde uitziet.
00:12:10
Maud: Precies, want je gaf net het voorbeeld van die kleuters met het klei, maar hoe is dat als ze iets verder zijn? Aan wat voor soort begeleiding of hulpmiddelen moeten we dan denken?
00:12:24
Hanneke: Ja, dat wisselt dus inderdaad heel sterk, maar bedenk ook even van: âAls de kinderen naar buiten gaan in de pauze, omdat ze gaan buitenspelen, en jij kan dus vanuit je zicht niet iedereen herkennenâ, dan is het bijvoorbeeld heel erg helpend dat je van tevoren al even afspreekt met een vriend of vriendin waar je gaat spelen. Dat kan een juf altijd regelen en arrangeren. Maar eigenlijk proberen we zo veel mogelijk die verantwoordelijkheid ook bij het kind zelf neer te leggen, omdat las het kind zelf alert is om in die veilige situatie van die klas â waarin je nog dat overzicht hebt â die afspraken al zelf te maken: âZullen wij gaan spelen daar?â, dan geef je daarin ook al wat mee richting een voortgezet onderwijs, of richting misschien zelfs wel je baan, dat je ook die hulp durft te vragen, maar ook weten wanneer het handig is om al tijdig in te zetten op iets wat er daarna gaat gebeuren.
00:13:24
Maud: Ja zeker. Dat herken ik wel ja.
00:13:26
Hanneke: En daarin wil je dus zo min mogelijk die bijkomstigheid van die docent, wel als het moeilijk is om dat duwtje in de rug te geven, maar steeds verder een stap terug te nemen. En dat is eigenlijk waar je als ambulant onderwijskundig begeleider de hele tijd mee bezig bent, want eigenlijk wil je jezelf overbodig maken, dat is wat je wil.
00:13:44
Maud: Ja. En hoe zit het dan bijvoorbeeld met braille lezen ofzo? Is dat ook iets wat ze dan op de normale of de reguliere school leren? Of gaan ze dat bij Bartiméus doen?
00:13:57
Hanneke: Nee, dat leren ze inderdaad echt op de reguliere school. En dat is voor veel leerkrachten ingewikkeld, want kinderen zijn in de kleutergroep echt al bezig met het leren van letters. Dan heb je al dat een huis gevuld moet worden met alles met de letter A. Daar kunnen de leerling die straks aangewezen zijn op braille ook prima aan meedoen. Maar ze zijn dan ook echt al die letters aan het herkennen, en je ziet vaak al zoân hele letterlijn hangen ergens in de klas. En daarvan zeggen we als je slechtbent bent â nou ja, beneden de 10% bijvoorbeeld al ziet â dan is die letterlijn die boven in de klas hangt helemaal niet helpend. Dus waar je er van uitgaat dat andere kinderen binnen komen en die zeggen weer even tegen hun vader en moeder: âKijk mama, daar hangen al die lettersâ, is dat vaak veel te ver weg voor een leerling die beneden de 10% ziet. En als je dus onder de 5% ziet â wanneer je meer aangewezen bent op braille â dan is dat helemaal niet te zien. En voor de kleuterleerkrachten is het dus waar zij heel erg bezig zijn met het aanleren van letters, doen we dat in braille helemaal nog niet. Dus dat vinden ze heel ingewikkeld, want ze willen eigenlijk het liefste dat wanneer ze de letter A aangeleerd hebben aan de groep, dat een braille-leerling ook bijvoorbeeld die letter A al leert herkennen. Alleen waar het lezen in zwartdruk en het lezen in braille uit elkaar gaat lopen, is dat je bij het braille lezen vooral je training hebt in je tast ontwikkelen, dus zorgen dat die kleine verschillen goed in je vingers voelbaar worden. Dus wat wij gaan doen is de voorbereiding voor het braille in de kleuterklas, dat zit hem eigenlijk alleen maar in die tastvaardigheid activeren en kleine verschillen voelen. Dus je bent daar nog helemaal niet met de letters bezig, behalve dan in klanken en een woord uit elkaar halen, maar voor de rest nog helemaal niet met het aanleren en echt alleen maar met die tast. En dat vinden leerkrachten heel ingewikkeld, want dan hebben ze het gevoel dat ze niet hard genoeg gaan, terwijl wij hebben de ervaring als je dus je tast goed ontwikkeld hebt in die kleutergroepen, dan gaat dat braille lezen daarna als een speer, want ze zijn vaak pienter genoeg om daarna die letters en die kleine verschilletjes heel snel op te pakken.
00:16:23
Maud1: Ja, dat is dan natuurlijk echt anders dan dat is de rest van de klas. precies ja.
00:16:29
Hanneke: Precies, ja. En dat maakt dan dat er dan even een ander programma is, terwijl je eigenlijk in het algemeen zoveel mogelijk hetzelfde programma wilt hebben. En dat is dan ook weer waarom daar vaak wat extra formatie beschikbaar is, dat als de klas echt alleen met de letter bezig is, dus dat is anders dan een woord als âtakâ uit elkaar halen, âWat was de eerste letter die je hoort? Wat is de laatste letter die je hoort?â, daar kunnen ze gewoon lekker aan deelnemen. Maar op het moment dat er echt een letter geoefend wordt als zijnde het zwartdruk teken, dan zie je wel dat er op dat moment even door de onderwijsassistent die extra in de klas is alvast nog wat extra oefening gedaan wordt op die tactiele vaardigheid.
00:17:10
Maud: Ja, okĂ©. En we zitten hier nu bij BartimĂ©us, en ik zie hier allemaal kinderen in de lokalen, het is natuurlijk ook een school, waar ligt de grens eigenlijk? Of is er een bepaald percentage zicht bijvoorbeeld? Van: âWanneer gaat een kind naar regulier onderwijs, en wanneer kan hij beter naar BartimĂ©us of Visio?â
00:17:32
Hanneke: We hebben dus niet zo’n harde lijn. Wij hebben natuurlijk als BartimĂ©us een behoorlijke regio waaruit de leerlingen in de school hier instromen, maar de school is maar heel klein, want er zitten op zân hoogst denk ik dertig leerlingen. Dus dat is echt maar heel klein, terwijl wij heel Midden-Nederland een heel stuk pakken. In Amsterdam zit een andere cluster 1 school. Dus we pakken best wel een deel van de regio. Maar die grens is er niet, omdat wij zeggen⊠Vanuit cluster 1 hebben we echt heel erg de visie om zoveel mogelijk binnen je eigen wijk naar school te gaan, zoveel mogelijk thuis nabij, juist omdat daar je vriendjes en vriendinnetjes zitten, je contacten zitten, je spreekt makkelijker af na schooltijd met andere kinderen. En de kinderen die hier veelal op school zitten hebben echt nog wat extra begeleiding nodig dan binnen het reguliere onderwijs geboden kan worden, met wat extra formatie. Dus die hebben daar bovenop nog wat extra ondersteuning nodig omdat er wat andere problematiek speelt, of omdat dat prettiger voelt.
00:18:51
Leon: Ja, ik kan me ook voorstellen als je als ouder een kind hebt die slechtziend is, en die zit op een school, en dat een klas met dertig leerlingen extra aandacht moet, speciaal tijd voor gemaakt moet worden, dat misschien de school zegt van: âNou, die kan beter naar passend onderwijsâ. En dat je als ouder ook denkt van: âJa, dan krijgt mijn kind dadelijk meer aandachtâ. Dus hoe ga je met dat soort vraagstukken die die dilemmaâs om?
00:19:21
Maud: Zijn ze welkom op elke school inderdaad?
00:19:23
Hanneke: Ja, en dat is dat zijn de gesprekken die veelal vooraf gevoerd worden, want daar heb ik zelf als ambulant onderwijskundig begeleider niet zo heel veel mee te maken, omdat in dat voorschoolse traject is een ambulant begeleider betrokken. Dus die ondersteunt eigenlijk de ouders in dat jaren tijd van 0-4 jaar, en die gaan dus ook die eerste gesprekken met die scholen in de buurt aan. En toch merk ik wel dat heel veel scholen positief staan in de begeleiding, ook met de wetenschap: âOh, we krijgen wat extra financiĂ«le mogelijkheden, dus we kunnen daarin ook wat extra ondersteuning bieden, laten we het ook met elkaar gewoon aangaanâ. En die commitment heb je ook wel echt nodig. Dus ik heb inderdaad ook een keer een school gehad waarbij ik het gesprek in het schoolteam in een later leerjaar ben aangegaan, dus in groep 1 en 2 is er gezegd: âOh, wij kunnen deze leerlingen hartstikke goed begeleiden, we vinden het leuk, we willen er als team ook echt voor gaan , dus we geven allemaal onze commitment eraanâ. En in groep 5 merkte ik dat er iets veranderde, dat er wat meer in problemen gedacht wordt in plaats van mogelijkheden. En je moet echt weer die mogelijkheden willen zien en die kwaliteiten willen zien, en daarop voort willen bouwen. En toen ben ik inderdaad ook met zoân ervaringsmiddag, en met het erover te hebben met het team, van: âWaar liggen die kansen nu? Waar liggen de mogelijkheden van deze leerling?â. Weer met elkaar die commitment gaan vaststellen. âGaan we dit met elkaar aan? Zetten we onze schouders eronder? Want willen we dit ook goed oppakken?â Daar moet je ook een beetje feeling mee hebben om te zien dat dat op dat moment nodig is als interventie.
00:21:11
Leon: En wat denk je wat er nu nog nodig is om nog beter die aanhaking te krijgen voorâŠ
00:21:20
Hanneke: Ja, de technologie gaat razendsnel, dus daar zie ik al heel veel mogelijkheden, ook voor scholen. Want laten we heel eerlijk zijn, op een laptop ben je eigenlijk ook niet eens anders dan heel veel andere leerlingen. Ik kom heel veel klassen binnen waar alle kidneren op de laptop zitten te werken en bij een braille-leerling of bij een slechtziende leering is alleen het beeldscherm ineens vergroot, of ligt er een brailleleesregel voor die ondersteunend is. Maar de technologie is wel heel erg helpend in wat met name voor slechtziende leerlingen het onderwijs veel makkelijker maakt.
00:21:59
Maud: Ja, mooi. En kan je misschien een voorbeeld geven van iets waar je echt trots op bent? Dat je een leerling echt vooruit hebt geholpen, of⊠Dat je daar een voorbeeld van hebt?
00:22:13
Hanneke: Ja, ik ben trots op al mijn leerlingen, want ik heb eigenlijk altijd genoten. En we liepen hier natuurlijk net al even over de gangen, en toen kreeg ik her en der ook al een knuffel, of een vriendelijk woord van een leerling. Maar wat ik wel echt altijd heel mooi vind, is als op een gegeven moment het kwartje valt, en dat ik na een periode weer langskom op een school, en dat ik dan bijvoorbeeld hoor dat een leerling zijn typediploma heeft gehaald â dus dat hij blind kan typen â, of dat er iets geluks is, of dat er een goed cijfer gehaald is waarop de leerling vooral heel supertrots is, of dat hij een tekening heeft gemaakt, of een knutsel heeft gemaakt helemaal op zijn eigen manier die hij dan aan mij wil laten zien. En dan denk ik: âJa, dat zijn die momenten waarbij ik ook echt zie dat het goed looptâ. En nu krijg ik langzaam ook terug van leerlingen die het voortgezet onderwijs nu hebben afgerond. En ja, dan word ik gewoon heel blij van die succesverhalen, dat ze gewoon nu ook richting een baan gaan. Dan denk ik: âJa, dat is toch wat we met elkaar echt willen?â
00:23:25
Maud: Ja, daar doe je het voor.
00:23:26
Hanneke: Daar doe je het uiteindelijk voor. Ja, ik word gewoon iedere keer weer blij, dus ik heb eigenlijk niet iets specifieks. Maar als ik zie dat een kind zich competent voelt, dat hij blij is, dat het goed gaat, dat het lekker gaat, dat hij niet aan zichzelf gaat twijfelen, dan denk ik: âJa, dan zijn we op de goede wegâ. En als ik zie dat er enige twijfel ontstaat, dan ga ik altijd iets harder lopen, want dan ben ik geneigd om toch te zorgen dat dat omgekeerd wordt. Dat is niet waarmee een kind zich leert ontwikkelen, met twijfel.
00:24:00
Leon: Nou mooi, Dank je wel!
00:24:02
Hanneke: Ja, graag gedaan!
00:24:03
Maud: Dank je wel!
00:24:04
Leon: Bedankt voor het luisteren naar deze podcast.
00:24:07
Maud: Mocht je nog vragen hebben of willen napraten? Neem dan contact met ons op via onze website www.adoa.eu